dinsdag 25 augustus 2009

Drie Zeeuwse boeken

De vakantie gebruikt om een aantal Zeeuwse boeken te lezen die al (te) lang op de stapel lagen. Zoals 1953 van Rik Launspach, Maidentrip van Marjon Sarneel en Anna van Otto Veenhoven.


Rik Launspach: 1953

Verplichte kost natuurlijk, zeker met het oog op de komende editie van het Vlissingse festival Film by the Sea, waar over ruim twee weken onder de titel De Storm de filmversie in première gaat. Launspach was tot nu toe bekend als acteur, maar blijkt ook een uitstekende schrijver, met overtuigende stilistische kwaliteiten. Als verhaal overtuigt 1953 net wat minder. Vooral de daden van Rutus, op zoek naar een verdwenen pasgeboren baby, zijn te heroïsch om nog als geloofwaardig te kunnen worden beschouwd.
Ben inmiddels wel heel benieuwd hoe de filmversie in Zeeland ontvangen zal worden.

Marjon Sarneel: Maidentrip

Debuutroman van Marjon Sarneel. Over de dochter van een caféhoudster uit Terneuzen die onaangekondigd stad en tap verlaat om een Griekse zeeman, die ooit op winteravond het dranklokaal heeft bezocht, op te zoeken en 'beter te leren kennen'. De hernieuwde kennismaking leidt tot een maandenlang verblijf aan boord van een schip op de wereldzeeën. Het is een bevrijdende maar tegelijk ook claustrofobische ervaring, een contrast dat Sarneel goed weergeeft. Zij toont zich verder een vaardig auteur, zonder zich al te zeer over te geven aan mooischrijverij. Maidentrip is geen pageturner, maar maakt wel nieuwsgierig naar de - toch wel verrassende - afloop. En naar een volgend boek.

Otto Veenhoven - Anna

Curieus boek van de auteur die eerder in Sunny Home (2003) al heeft 'bekend' dat hij in de jaren vijftig zijn stiefvader heeft vermoord. Waar of niet? Niemand zal het echt weten. Zijn boeken, die ogen als een kroniek van zijn leven, lijken in elk geval met een flinke korrel zout te moeten worden genomen. Zo ook het onlangs verschenen Anna (en de onthulling van het 25ste teken), met een fictieve recensie op het omslag ('een ongekend spannend boek met vaart geschreven'). Veenhoven beweert hierin dat zijn familie in rechte lijn afstamt van graaf Adolf van Nassau, de op een na jongste broer van Willem van Oranje. Vervolgens ontvouwt zich een onnavolgbaar verhaal waarin het prinselijke element nauwelijks nog een rol speelt, maar waarin hoofdpersoon Otto verliefd wordt op het meisje Anna en betrokken raakt in diverse onwaarschijnlijke avonturen, waaronder - opnieuw! - een moord. Grootste bezwaar is echter het abrupte, open einde, dat de lezer vertwijfeld achterlaat.

1 opmerking: